De DGA als fiscale melkkoe van Nederland
Het lijkt er sterk op dat de dga de fiscale pispaal of, netter gezegd, de fiscale melkkoe van Nederland is. Bij de invoering van de Wet IB 2001 wilden de toenmalige bewindslieden de dga zoveel mogelijk gelijk behandelen als de IB-ondernemer. Dat heeft er niet toe geleid dat de dga recht kreeg op ondernemersfaciliteiten als de zelfstandigenaftrek of de mkb-winstvrijstelling. Wel heeft het geleid tot de invoering van de terbeschikkingstellingsregeling, waardoor privévermogensbestanddelen die zakelijk worden gebruikt in box 1 in plaats van in box 3 vallen. De gebruikelijkloonregeling, waarbij de fiscus op de stoel van de ondernemer gaat zitten door te bepalen wat de dga moet verdienen voor zijn werkzaamheden, is ingevoerd onder de Wet IB 1964 om ongewenst gebruik van de anticumulatieregeling van inkomsten- en vermogensbelasting te voorkomen. Ondanks de afschaffing van de vermogensbelasting is de gebruikelijkloonregeling gebleven. Een andere maatregel is de verhoging van de belasting op dividend uit de eigen bv (waar vroeger nog een kleine vrijstelling voor bestond) en op de meerwaarde van de aandelen in de bv.
Nu heeft de staatssecretaris van Financiën op Prinsjesdag 2018 de zoveelste fiscale maatregel tegen dga’s aangekondigd. Naast deze wettelijke maatregelen kan de dga, die geld stopt in zijn eigen bv, worden geconfronteerd met het leerstuk van de onzakelijke lening. Dat leerstuk is ontwikkeld in arresten van de Hoge Raad en heeft tot gevolg dat de dga zijn lening aan de bv niet mag afwaarderen als het slecht gaat met zijn bv. De wettelijke regeling van de terbeschikkingstellingsregeling (de vordering van een dga op zijn bv valt in box 1, de rente is progressief belast, een eventuele waardevermindering van de vordering kan ten laste van het inkomen worden gebracht) wordt hierdoor opzijgeschoven.
De nieuwste loot aan de stam is het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap. In grote lijnen komt het erop neer dat een dga inkomstenbelasting in box 2 moet betalen over het deel van zijn schuld aan de eigen bv dat uitgaat boven een drempel van € 500.000. Tegen het huidige tarief kost dat dus 25% inkomstenbelasting. Dat wordt over niet al te lange tijd 26,9%. Stel dat de schuld van de dga € 600.000 bedraagt, dan moet hij over € 100.000 25% belasting, dat is € 25.000, betalen.
Het is overigens niet zo, dat door de belastingheffing geen sprake meer is van een schuld: de verplichtingen voor de dga om rente te betalen en om de lening op enig moment af te lossen blijven bestaan. De schuld van de dga blijft dus € 600.000. Dat is vreemd, want enerzijds wordt het bovenmatige deel van de schuld gezien als een vorm van (fictief) dividend, maar daar wordt niet de consequentie aan verbonden van aflossing op de schuld. De dga is dus beter af als hij kiest voor aflossing (in de vorm van kwijtschelding van een deel) van de schuld. Dat kost hem evenveel aan belasting.
De belastingheffing over het bovenmatige deel van de schuld vermindert de toekomstige heffing bij de verkoop van de aandelen. Schulden, die als eigenwoningschuld zijn aangemerkt, vallen buiten de reikwijdte van dit wetsvoorstel, dat op 1 januari 2022 moet ingaan.
Nu is er wel iets te zeggen voor dit voorstel. Er zijn situaties waarin de schuld van de dga, gezien diens vermogenspositie, vermoedelijk niet zal worden afgelost en waarin de rente niet wordt betaald maar wordt bijgeschreven. Dergelijke situaties worden nu door de Belastingdienst bestreden door een uitdeling van winst te stellen. Het invoeren van een wettelijke regeling versterkt de positie van de Belastingdienst in deze situaties.
De achtergrond is volgens de memorie van toelichting dat dga’s (en andere aanmerkelijkbelanghouders) de belastingheffing in box 2 langdurig kunnen uitstellen door winsten van de bv niet uit te laten keren. Door geld van de bv te lenen in plaats van als dividend uit te laten keren of als loon te ontvangen, heeft de dga de beschikking over de liquiditeiten maar wordt belastingheffing op dat moment voorkomen. Het kabinet vindt dat een vorm van belastingontwijking die bestreden moet worden.
Als het de bedoeling is dat dga’s de ingehouden winsten van de bv aan zich laten uitkeren in de vorm van dividend, ligt het voor de hand om dat te stimuleren door verlaging van het tarief in box 2 of door het invoeren van een vrijstelling in box 2. In het verleden is aangetoond dat een verlaging van het tarief in box 2 leidt tot een verhoging van de winstuitkeringen. Er is geen reden om aan te nemen dat dat nu anders zou zijn.
Een alternatief om uitstel van belastingheffing te voorkomen zou kunnen zijn het afschaffen van box 2 en de werkelijke waarde van aanmerkelijkbelangaandelen te belasten in box 3, maar wellicht is dat een te grote stap.
Wilt u hier meer over weten? Neem dan contact met ons op.